maandag, oktober 09, 2006

Schildklieren en hangsnorren


Afgelopen week racete ik twee dagen lang met een meneer van het Rode Kruis en zijn chauffeur in een minibusje met diplomatieke nummerborden door het noordwesten van Oekraïne. Daar bezochten we twee mobiele laboratoria voor het scannen van schildklieren. De artsen van het Rode Kruis bezoeken hiermee kleine, grotendeels verlaten dorpjes in de zogenaamde “besmette gebieden” op 40 tot 80 kilometer afstand van de voormalige kerncentrale van Tsjernobyl. Alleen zij die een verhuizing niet kunnen betalen of te gehecht zijn aan hun geboortegrond zijn achtergebleven. Er is weinig te doen, behalve een beetje jagen, champignons plukken, koeien houden en groenten telen op het, met radioactief cesium besmette, land. Veel bewoners voelen zich beroerd. Het aantal gevallen van schildklierkanker is met 400 procent gestegen sinds de jaren voor de ramp maar de bevolking kampt uiteraard met meerdere medische problemen zoals merkbaar gestegen gevallen van borstkanker en immuniteitsaandoeningen. Hier is echter nog onvoldoende onderzoek naar gedaan en geen geld voor; vandaar de focus op de schildklier.

We sliepen één nacht ‘on the road’ in een foeilelijke kolos van een hotel in de stad Rivne. Het hotel wordt met name druk bezocht door het Oekraïense politiewezen die het gebruiken voor hun congressen en partijen. Niet meteen het meest fijne volk als je de verhalen van gewelddadige verhoren en andere vormen van machtsmisbruik leest. Mijn hotelkamer was een ode aan de voormalige Sovjet Unie (kaal deken, kaal peertje aan plafond, scheefhangend schilderij) evenals de ontbijtzaal waar je met een bonnetje moest betalen dat je alleen beneden in de receptie kon aanschaffen. Ook de ontbijtserveerster was een reliek uit de dagen achter het IJzeren Gordijn. Zij besliste wanneer je iets te drinken kreeg en dat was pas na de glazige spiegeleieren met gebakken boterhamworst. Ook deed ze eigenhandig suikerklonten in alle warme dranken ongeacht de wensen van de ontbijters, veelal forse politiemannen die om half negen al hun eerste wodka innamen.

Op vrijdagmiddag bezocht ik een mobiel laboratorium van het Rode Kruis werkzaam in het dorp Bokyima. Nieuws van de komst van een “Korrespondent iz Niederlande” verspreidde zich blijkbaar als een lopend vuurtje door het dorp want al snel stond de plaatselijke voorzitter van het dorp in de kleine artsenpraktijk om mij welkom te heten. Het was een woest uitziende man met een Starsky en Hutch-hangsnor, een gevangenistatoeage op zijn hand en een enorme wodkakegel. Hij deed nogal autoritair en ratelde met luide stem een monoloog af over de zegeningen van zijn gemeente. Daarna werd ons ‘koffie met wat hapjes’ aangeboden.

In allerijl waren de plaatselijke huisarts en zijn assistente opgetrommeld om achterin zijn praktijkruimte een tafel te dekken vol bordjes worst, vis, besmeerde boterhammetjes, rauwkost en een schaal dampende aardappelpuree. De beloofde koffie was nergens te bekennen. Wel stond er een fles wodka op tafel. We moesten drinken. "Wodka is altijd goed ter afsluiting van een bezoek aan de besmette gebieden," verzekerde mijn begeleider van het Rode Kruis mij, en smakte met zijn vlezige lippen. Daar zat ik, tussen vijf Oekraïense hoogwaardigheidsbekleders, allemaal man. De belangrijke gast: een 'correspondent' zonder krant. Er werd getoost door de voorzitter van het dorp, door de voorzitter van het Rode Kruis en door een later toegesnelde man in streepjespak die ook iets belangrijks was maar toen hij binnen kwam was ik al te dronken. Het toosten ging maar door, ik raakte steeds meer beneveld en mijn Russisch werd steeds beter.

Dorpsvoorzitter hangsnor raakte meer en meer gecharmeerd van mijn aanwezigheid. Ik complimenteerde hem gul met zijn, inderdaad mooie, dorp. Hij vertelde me dat er een visvijver was, een café en een sjasjliektent. Toen kwam de plaatselijk gestookte ‘samagon’ tevoorschijn. Een wodka met karamelsmaak en een alcoholpercentage van 54 procent. De voorzitter van het Rode Kruis stak een lofzang af op de eer die hen ten deel viel om "een vrouw met zo’n warme uitstraling, waar wij allen gevoelig voor zijn, te kunnen verwelkomen op onze mooie geboortegrond waar de mensen weliswaar arm zijn maar wel hard kunnen werken." We dronken ‘za lubov’ op de liefde, en werd mij door de vijf hoogwaardigheidsbekleders een vurig liefdesleven toegewenst. Voorzitter hangsnor vertrouwde ons toe dat zijn vrouw in London woonde. Wilde ik na deze bescheiden lunch niet nog een bier met hem drinken, een sjasjliekje eten, ik moest toch minstens ook een nacht doorbrengen in Bokyima?

Tot mijn grote opluchting volgde toen de ‘na kanja’, de traditionele laatste toost van ieder Oekraïens drinkgelag, genoemd naar de laatste dronk van de kozak, zittend op zijn paard. De hangsnor keek verslagen. Het was tijd om naar Kiev terug te gaan.

Creative Commons License
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 2.5 Netherlands License.