woensdag, september 27, 2006

Ziekenboeg

Sinds drie dagen zit ik dagelijks in de ziekenboeg van ‘Fauna Servis Klinik’ in het centrum van Kiev. Want kater Boris is ziek. Vorige week, tijdens een weekje uit logeren vanwege een vakantie, ontsnapte hij uit zijn logeeradres en verbleef vijf dagen in de achterbuurten van Kiev. Woeste straathonden en katten vochten met hem en dreven hem in een hoge populier waar hij de dag van onze terugkomst, tot grote opluchting van onze kennissen, werd aangetroffen.

Wat we mee naar huis namen was een vermagerd, verfrommeld en zeer aanhankelijk katertje met twee flinke schrammen op zijn kop dat net voor we hem ophaalden nog even met babyshampoo in bad was geweest. Al snel bleek er meer mis te zijn met hem. Snel naar dokter Yulia van de ‘Fauna Servis Klinik’, die Boris goed kent vanwege vaccinaties en oormijt en altijd even vertederd aan zijn wollige balletjes kriebelt. Haar diagnose: compleet uitgedroogd vanwege diarree en een interne verwonding of infectie. Nog even en zijn nieren hadden het begeven. Hij moest een bloedtest ondergaan en aan het infuus.

Vandaag ga ik voor de derde dag met Boris naar de ziekenboeg waar hij opnieuw tweeënhalf uur aan het infuus moet liggen. Om ons heen zitten andere katten- en hondeneigenaren elkaar meevoelend aan te kijken en vriendelijkheden uit te wisselen. Als ik even naar het toilet moet, houdt iemand anders Boris in de gaten. Drupt het infuus wel door, ligt zijn poot wel gestrekt? Op de straten van Kiev heeft Boris hepatitis, parasieten en een geïnfecteerde alvleesklier opgelopen. Dat klinkt nogal overdreven maar in de ziekenboeg kwam ik andere katteneigenaren tegen die hetzelfde was overkomen. Oekraïne is best een ruig land.

zaterdag, september 16, 2006

Lapidarium

Ryszard Kapuscinski verschaft mij allerlei glasheldere inzichten in de postcommunistische Poolse samenleving, en daarmee ook indirect in het gedrag van bepaalde Oekraïeners. Op pagina 152 van zijn boek Lapidarium, observaties van een wereldreiziger (1980-2000) beschrijft Kapuscinski hoe hij een aantal weken in een sanatorium verblijft, tussen de oude Poolse mensen. Iedereen is snibbig, chagrijnig en verbitterd. Als hij probeert te glimlachen wekt dit slechts argwaan en irritatie op:

"Ik weet het, het is het resultaat van rampzalige ervaringen, beroerde omstandigheden op het werk, van onbeschoftheid en vijandigheid, al dat gif dat hier het dagelijkse leven van mensen verpestte.
Ja, ik probeer het te begrijpen. Dat ze een saai, arm, rampzalig leven hebben gehad. Dat ze niets voor elkaar hebben gekregen. Dat ze niet op veel meer kunnen hopen. Ik begrijp het maar kan het niet rechtvaardigen. Want ze zien eruit alsof ze zich in die verstokte onwil goed voelen, alsof die onvriendelijkheid en koude jegens anderen een of andere behoefte bevredigt en hun zelfs genoegen doet."

Hij is duidelijk totaal geïrriteerd en wanhopig geraakt door wekenlang een onderkomen te delen met legers venijnige oudjes. Ik denk dat iedereen dit overal zou overkomen. Maar toch, twee regels verder volgt dit: "Ik denk aan Dostojevski, aan de personen die de bladzijden van zijn boeken bevolken, aan die Russen die voortdurend 'getergd', 'geprikkeld', 'woedend' zijn, die 'gemelijk', 'beledigd', 'treurig' rondlopen. Ik denk dat die Polen over wie ik het heb, meer op een bepaald type Rus lijken dan op een burger van het Westen."

Dan vervolgt Kapuscinski met een misschien iets te rooskleurige lofzang op het joviale karakter van Fransen, Italianen en Amerikanen. Toch blijf ik zijn analyse herkenbaar vinden waar het sommige Polen, Russen of Oekraïeners betreft: "dat heel oosterse afwijzen, ontoegankelijk als de steppe, gesloten, verzuurde gezichten, het obsessief benadrukken van de afstand tot de ander, wantrouwen en koude." Ik ben echt bijna dagelijks verbaasd over de gevolgen die deze samenleving ondervind van 70 jaar onderdrukking, willekeur en overleven onder het Sovjetsysteem. Kapuscinski komt zelf uit zo'n samenleving en verwoordde dit natuurlijk beter dan ik ooit zelf had kunnen doen.

Marschroetka

Oekraïense Marschroetka’s zijn minibussen, soms omgebouwde tweedehands UPS trucks (zie onder), die je naar honderden bestemmingen in stad en land brengen. Meestal hangt er aan de binnenkant van een raam een A-vier print waarop de route is aangegeven. Bushaltes zijn er niet voor de marschroetka, je roept iets in de trant van “nastalavitje!”, denk hasta la vista, naar de chauffeur en hij zet zijn voertuig met piepende remmen tot stilstand aan de eerste de beste stoeprand. In de stad kost een ritje tussen de 15 en 30 eurocent. Een langere afstand kost omgerekend zo’n twee euro per 100 kilometer. Dan moet je wel eerst wachten tot de hele bus vol zit, anders is het niet rendabel.

Afgelopen zaterdag nam ik met Martijn een marschroetka van Odessa naar de stad Uman, een rit die een uur of drie duurt. Het was een relatief nieuwe bus met redelijke schokbrekers. De chauffeur speelde zijn Oekraïense schlagers niet al te hard op de stereo. We hadden zitplaatsen en waren tevreden. Na drie uur lezen, dommelen en een paar griezelige manoeuvres om een gebruikelijk aantal krankzinnige gekken op de snelweg te ontwijken, begon ik het landschap rond Uman te herkennen. “Ha,” zei ik tegen mijn reisgenoot, “we zijn er bijna.” Vrijwel datzelfde moment kwam de bus tot stilstand op de vluchtstrook langs de snelweg: “Uman!” schreeuwde de chauffeur naar achteren.

“Njet Uman!” riep ik terug, “busstation Uman alstublieft!” Achter in de bus bleek een dame Engels te spreken: “Deze bus gaat tot hier en niet verder. Daar,” ze wees op een snelwegviaduct zo’n 500 meter verderop, “pak je de eerste de beste bus en die brengt je naar het busstation.” “Dit is niet normaal!” protesteerde ik nog maar de chauffeur was niet te vermurwen en de rest van de reizigers had geen enkele sympathie, ze wilden door naar Kiev, dat was het eindpunt. Spottende blikken vielen ons ten deel. Even later sjokten we chagrijnig met al onze bagage langs de vangrail. Dat is hier normaal.

zaterdag, september 02, 2006

Guus en het glijdende meisje

Wij waren met vriend en fotograaf Martijn de Vries in de supermarkt. Een grote yuppensupermarkt in de buurt van ons appartement. We wilden eten en vodka inslaan voor de treinreis naar Odessa, vannacht. Op de parkeerplaats moesten we eerst we onderhandelen met een jongen die onze auto wilde wassen maar óók zijn bonuskaart aan ons wilde uitlenen in ruil voor de helft van de korting die we zouden krijgen op de kaart. Heel ingewikkeld.

Bij de kattenbrokken en het mineraalwater kwam ze onze richting op gegleden. Ze had een vreemd Peter Panpakje aan en kanariegele beenwarmers over witte pumps. Ze moest, dit gebeurt in Kiev overigens aan de lopende band, mijn geliefde hebben. Heupwiegend als op een catwalk en met zwoele oogopslag wilde ze hem zonnebloemolie aansmeren. Dit was haar baantje in de supermarkt. Martijn legde het vast.

Creative Commons License
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 2.5 Netherlands License.