zondag, oktober 29, 2006

Vaarwel Kiev

We verlaten Kiev. De huur is opgezegd, de kat heeft een paspoort, de tijdelijke huisraad is weggegeven of verscheept. We gaan naar huis. De laatste weken voelde veel als de laatste keer. De laatste keer de Andreyivski Uzviz aflopen over de gladde kinderkopjes en langs de oude gebouwen en souvenirtenten met soms geweldige sieraden of sjaals. De laatste keer flaneren over de statige Kreschatik onder de verkleurende kastanjebomen, langs mannen op bankjes met hun eeuwige fles bier, bedelaars, geile grieten op naaldhakken en dikke westerse mannen op zoek naar een lekker wijf. Het laatste bosje verse bloemen van het seizoen kopen voor vijf grivna (75 cent) bij een baboesjka in een metrogang.

De allerlaatste keer boodschappen doen bij de ‘Foerschet’ waar rijke ‘novi roeski’s’ of ‘novi oekraïenski’s’ hun wagen volladen met gerookte vissen, flessen wodka en tropisch fruit terwijl de Andreas Vollenmeier pamfluitmuziek keihard door de morsige gangpaden schalt. Rondrijden over het chaotische Kontraktova Plein vlakbij ons appartement en bedenken dat het toch wel een prachtige stad is. Maar goed. Ook niet langer die enorme hoeveelheid norsheid in het openbaar, mensen die dwangneurotisch moeten voordringen in alles wat op een rij lijkt, het afgezet worden in de taxi zodra het blijkt dat je een ‘rijke’ buitenlander bent. Niet langer zonder wc-papier blijken te zitten in alle toiletten behalve bij mensen thuis. Niet meer hoeven uitkijken op de stoep omdat een moorddadige Toyota Landcruiser, met een dikke speknek ‘novi oekraïenski’ erin, zonodig over het trottoir moet en schijt heeft aan alles behalve zijn autolak.


Maar toch. Niet meer naar dorp L. in het weekend om bij Naomi te logeren en te eten in de boerderij van Kolja en Svetlana waar we in drie talen (Engels, Duits, Russisch) communiceerden en er toch in slaagden om samen enorme lachbuien te krijgen. Niet meer een glas wodka in één teug leegdrinken met een grimas en zure augurk toe, en dan de volgende dag tóch geen kater hebben. Niet meer naar de notenmannen van de markt en een extra handje heerlijke gedroogde abrikozen meekrijgen. Niet meer kletsen met onze huisbaboesjka’s die roepen dat ze gaan huilen als we weggaan en nog even snel iets kwijt willen over hun kwalen of kleinkinderen. Niet meer naar Olga’s Tuin, op de hoek bij het historisch museum, om bier te drinken en aardappelpannenkoekjes met zure room en verse dille te eten. Niet meer Kiev. Niet meer Standplaats Kiev. Ik bezin mij nog op een nieuwe blog. Meer informatie volgt.

maandag, oktober 23, 2006

Roddel

In het dorp L. waar ik regelmatig op bezoek ben vond afgelopen weekend een bruiloft plaats, waarvoor ik samen met mijn lief was uitgenodigd. Zo’n feest wordt volgens de traditie altijd na de oogsttijd gepland zodat iedereen tijd heeft om een week lang te feesten. Deze, iets gemoderniseerde versie, duurde twee dagen. Op de eerste dag was er een korte ceremonie in het dorpshuis. De burgermeester, die later een behoorlijke rokkenjager bleek te zijn, trouwde het koppel Ruslan (39) en Vitalina (22). Het leeftijdsverschil hield de gemoederen in het dorp al lange tijd bezig, evenals het feit dat Vitalina had geëist dat haar schoonmoeder én de twee zoons van de bruidegom, niet aanwezig zouden zijn. Ongehoord, aldus onze vrienden uit het dorp.

Na de ceremonie vertrok het hele gezelschap met een stokoude bus naar een industrieterrein waar een fabriekskantine was ingericht als feestzaal. Buiten op een plaatsje stond de band die van polka tot disco tot klezmer-achtige volksmuziek kon spelen. Binnen waren de tafels afgeladen vol gedekt met bordjes met vlees, Russische salade, vis, fruit, zoetigheid en er was nauwelijks plek voor onze kleine wodkaglazen. Er liepen kerels in geborduurde blouses rond die zorgden dat iedereen voortdurend volle glazen had en die in eerste instantie boos werden op Guus omdat hij hen ‘vodkamillitia’ noemde. We moesten uiteraard op vele zaken toosten waaronder de vruchtbare en rijke toekomst van het bruidspaar. Het drinken en dansen ging om en om. Telkens bewoog het honderdkoppige gezelschap zich van de tafel naar buiten waar op het afgebrokkelde asfalt naast de fabriek in grote kringen de zolen stuk werden gedanst. Ik wist niet dat de pasjes van de volksdanslessen, uit mijn lagere schooltijd in de jaren zeventig, ooit nog van pas zouden komen.


Midden in de nacht reden we met onze vrienden Kolja en Svetlana mee naar hun boerderij waar zij eisten dat wij in hun bed en zij op hun bank gingen slapen. Ze hadden het snikheet gestookt in huis omdat ze dachten dat wij dat comfortabel zouden vinden. Voor het slapengaan dronken we nog een laatste glas op elkaar en roddelden wat na over de bruiloft. Wat liep die burgermeester te zoenen met Galja, een alleenstaande moeder uit het dorp, terwijl zijn vrouw erbij was? Waarom had Nina steeds zo droevig zitten kijken? Waarom mochten de kinderen van Ruslan's vrienden niet op het feest komen? Omdat ze bijna net zo oud als de bruid waren! En de vader van de bruid is maar zes jaar ouder dan de bruidegom en werd in één nacht grijs (na een maand werd het weer zwart) toen hij hoorde over de leeftijd van zijn aanstaande schoonzoon. De arme man had er tijdens het feest inderdaad nogal stilletjes bijgezeten.

dinsdag, oktober 17, 2006

Overmacht

Het is hier koud. Gisteren was het nog kouder. De overheid had beloofd zondagavond om twaalf uur de verwarming aan te doen maar dat is nog steeds niet gebeurd. Nu zit ik in de keuken met twee truien en de oven aan en de deur van de oven open. De kat kijkt af en toe in de oven maar besluit dan toch maar niet naar binnen te gaan. Hij ligt voor de open klep, of op mijn schoot. De kat heeft het ook koud.

Gisteren was er ook geen stroom, de hele dag. Ik belde de huisbaas en die vertelde me dat er in de hele stad geen stroom was. Ik belde mijn Kievse vrienden maar die zeiden dat ze wel stroom hadden. Ik werkte tot de accu van mijn laptop leeg was. Daarna belde ik met een vriendin tot de accu van mijn mobiel ook leeg was. Toen ging ik naar het café en las daar een boek. Het was er warm, er was ook stroom.

Naast me in het café zaten drie kerels, een Amerikaan een Ier en een Oekraïner die met een knauwerig Amerikaans accent probeerde te praten en beweerde dat je aan zwarte mensen niet goed kon zien hoe oud ze waren. Ik at soep en keek af en toe naar de dikke Amerikaan die leek op een ex-pornoster of een gepensioneerd model voor de covers van een Intiem Roman. Hij had dik, lang, geblondeerd haar en een pony als een pony. Ook had hij een bierbuik en een grauw, pokdalig oud gezicht.

Toen ik thuis kwam was er nog steeds geen stroom. Ik ging met de kat onder een deken liggen en las mijn boek bij kaarslicht. Niet veel later sprongen de lichten weer aan. De verwarming is vandaag nog altijd koud. Ik zit nog steeds bij de oven. Het is eigenlijk wel te doen.

maandag, oktober 09, 2006

Schildklieren en hangsnorren


Afgelopen week racete ik twee dagen lang met een meneer van het Rode Kruis en zijn chauffeur in een minibusje met diplomatieke nummerborden door het noordwesten van Oekraïne. Daar bezochten we twee mobiele laboratoria voor het scannen van schildklieren. De artsen van het Rode Kruis bezoeken hiermee kleine, grotendeels verlaten dorpjes in de zogenaamde “besmette gebieden” op 40 tot 80 kilometer afstand van de voormalige kerncentrale van Tsjernobyl. Alleen zij die een verhuizing niet kunnen betalen of te gehecht zijn aan hun geboortegrond zijn achtergebleven. Er is weinig te doen, behalve een beetje jagen, champignons plukken, koeien houden en groenten telen op het, met radioactief cesium besmette, land. Veel bewoners voelen zich beroerd. Het aantal gevallen van schildklierkanker is met 400 procent gestegen sinds de jaren voor de ramp maar de bevolking kampt uiteraard met meerdere medische problemen zoals merkbaar gestegen gevallen van borstkanker en immuniteitsaandoeningen. Hier is echter nog onvoldoende onderzoek naar gedaan en geen geld voor; vandaar de focus op de schildklier.

We sliepen één nacht ‘on the road’ in een foeilelijke kolos van een hotel in de stad Rivne. Het hotel wordt met name druk bezocht door het Oekraïense politiewezen die het gebruiken voor hun congressen en partijen. Niet meteen het meest fijne volk als je de verhalen van gewelddadige verhoren en andere vormen van machtsmisbruik leest. Mijn hotelkamer was een ode aan de voormalige Sovjet Unie (kaal deken, kaal peertje aan plafond, scheefhangend schilderij) evenals de ontbijtzaal waar je met een bonnetje moest betalen dat je alleen beneden in de receptie kon aanschaffen. Ook de ontbijtserveerster was een reliek uit de dagen achter het IJzeren Gordijn. Zij besliste wanneer je iets te drinken kreeg en dat was pas na de glazige spiegeleieren met gebakken boterhamworst. Ook deed ze eigenhandig suikerklonten in alle warme dranken ongeacht de wensen van de ontbijters, veelal forse politiemannen die om half negen al hun eerste wodka innamen.

Op vrijdagmiddag bezocht ik een mobiel laboratorium van het Rode Kruis werkzaam in het dorp Bokyima. Nieuws van de komst van een “Korrespondent iz Niederlande” verspreidde zich blijkbaar als een lopend vuurtje door het dorp want al snel stond de plaatselijke voorzitter van het dorp in de kleine artsenpraktijk om mij welkom te heten. Het was een woest uitziende man met een Starsky en Hutch-hangsnor, een gevangenistatoeage op zijn hand en een enorme wodkakegel. Hij deed nogal autoritair en ratelde met luide stem een monoloog af over de zegeningen van zijn gemeente. Daarna werd ons ‘koffie met wat hapjes’ aangeboden.

In allerijl waren de plaatselijke huisarts en zijn assistente opgetrommeld om achterin zijn praktijkruimte een tafel te dekken vol bordjes worst, vis, besmeerde boterhammetjes, rauwkost en een schaal dampende aardappelpuree. De beloofde koffie was nergens te bekennen. Wel stond er een fles wodka op tafel. We moesten drinken. "Wodka is altijd goed ter afsluiting van een bezoek aan de besmette gebieden," verzekerde mijn begeleider van het Rode Kruis mij, en smakte met zijn vlezige lippen. Daar zat ik, tussen vijf Oekraïense hoogwaardigheidsbekleders, allemaal man. De belangrijke gast: een 'correspondent' zonder krant. Er werd getoost door de voorzitter van het dorp, door de voorzitter van het Rode Kruis en door een later toegesnelde man in streepjespak die ook iets belangrijks was maar toen hij binnen kwam was ik al te dronken. Het toosten ging maar door, ik raakte steeds meer beneveld en mijn Russisch werd steeds beter.

Dorpsvoorzitter hangsnor raakte meer en meer gecharmeerd van mijn aanwezigheid. Ik complimenteerde hem gul met zijn, inderdaad mooie, dorp. Hij vertelde me dat er een visvijver was, een café en een sjasjliektent. Toen kwam de plaatselijk gestookte ‘samagon’ tevoorschijn. Een wodka met karamelsmaak en een alcoholpercentage van 54 procent. De voorzitter van het Rode Kruis stak een lofzang af op de eer die hen ten deel viel om "een vrouw met zo’n warme uitstraling, waar wij allen gevoelig voor zijn, te kunnen verwelkomen op onze mooie geboortegrond waar de mensen weliswaar arm zijn maar wel hard kunnen werken." We dronken ‘za lubov’ op de liefde, en werd mij door de vijf hoogwaardigheidsbekleders een vurig liefdesleven toegewenst. Voorzitter hangsnor vertrouwde ons toe dat zijn vrouw in London woonde. Wilde ik na deze bescheiden lunch niet nog een bier met hem drinken, een sjasjliekje eten, ik moest toch minstens ook een nacht doorbrengen in Bokyima?

Tot mijn grote opluchting volgde toen de ‘na kanja’, de traditionele laatste toost van ieder Oekraïens drinkgelag, genoemd naar de laatste dronk van de kozak, zittend op zijn paard. De hangsnor keek verslagen. Het was tijd om naar Kiev terug te gaan.

maandag, oktober 02, 2006

Verwerking

Over mentaliteit of de verwerking van het verleden kun je nauwelijks een krantenartikel schrijven, ook al betreft het een collectief verleden van miljoenen mensen, bijvoorbeeld hen die onder het communisme hebben geleefd. In landen als Oekraïne is de mentaliteit grondig beïnvloed door 70 jaar lang onderdrukking en machtswillekeur. Ik zie er hier dagelijks de voorbeelden van. Ik zie het in de gelatenheid omtrent de mislukte Oranjerevolutie, ik zie het in de sombere, ronduit zure gezichten in het openbaar vervoer, de berusting van de oude, bedelende baboesjka’s, in de hysterische trekjes die velen hier krijgen als ze in een rij moeten staan. Ik zie het in de sadistische onverschilligheid van mensen achter loketten.

Tijd of energie om bezig te zijn met een verwerking van het verleden, collectief of persoonlijk, is er in Oekraïne nauwelijks. Daarvoor is de dagelijkse realiteit te hard. In het Westen is het heel vanzelfsprekend om bezig te zijn met je achtergrond, je opvoeding, je verleden. Sommigen daar zijn getraumatiseerd door de Tweede Wereldoorlog, anderen zijn getraumatiseerd omdat hun vader een trauma had uit de Tweede Wereldoorlog of omdat hij losse handjes had, of omdat hun moeder vroeger stiekem aan de sherry zat etcetera. Heel begrijpelijk.

Mijn vrienden in Oekraïne kunnen zich niet wagen aan een dergelijke verwerking van hun persoonlijke achtergrond. De trauma’s zouden zich opstapelen. Waar te beginnen? Overgrootvader spendeerde 15 jaar in de Goelag omdat hij Oekraïense les gaf. Grootvader overleefde als enige van de acht kinderen de grote, door Stalin georkestreerde honger van 1932-1933. Grootmoeder werd in 1941 voor drie jaar als Ostarbeiter naar Duitsland gedeporteerd. Vader werd in zijn studententijd van de universiteit gegooid vanwege een verkeerd gedicht in de schoolkrant en sleet de rest van zijn dagen in ondermaatse baantjes. Jij hebt je schildklier niet meer omdat je in de aprildagen van 1986 als achtjarig kind een fikse dosis straling opliep na de explosie in Tsjernobyl; terwijl de autoriteiten het de eerste dagen geheim hielden speelde jij lekker met je vriendjes op straat. Je moeder overleed in de winter van 1992 tijdens de roebelcrisis omdat ze d’r huis niet warm genoeg kon stoken terwijl zij en je vader tegelijkertijd in één klap al hun schamele spaargeld kwijt waren door de extreme devaluatie.

Deze opsomming zou, in theorie, de geschiedenis kunnen zijn van één familie en de achtergrond van één persoon. Mijn Oekraïense vrienden melden bovenstaande ervaringen en feiten terloops en mondjesmaat aan de borreltafel terwijl ik met mijn oren zit te klapperen. Bij ons in het Westen zou één van deze ervaringen waarschijnlijk genoeg zijn om de hoofdpijler te vormen voor iemand's identiteit. Eén zo’n feit zou iemand jarenlang bezig houden met therapie, praatgroepen of zelfs het maken van kunst rondom het thema. Hier wordt er nauwelijks een woord aan vuil gemaakt. Hier worstelt iedereen gewoon verder.

Creative Commons License
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 2.5 Netherlands License.